Het is onmogelijk om de geschiedenis van de Duitse militaire begraafplaats in Vossenack los te zien van Julius Erasmus. Tijdens de slag om Aachen verloor Julius als Duitse soldaat, zijn hele familie. Een paar weken later werd hij gestationeerd in het Hürtgenwald. “Ik keerde terug naar Vossenack tijdens de zomer van 1945”, verkondigde hij later, “de oorlog had alles van me afgepakt. Toen zag ik ze, liggend naast de weg, aan de rand van het bos en onder de omgevallen bomen. Het was voor mij gewoon niet mogelijk om deze lichamen te negeren, niet te begraven en te vergeten. Ze bleven maar in mijn hoofd.” Erasmus besloot hen een fatsoenlijk graf te geven. Nadat hij 120 lijken aan de rand van het bos had begraven, gaf het gemeentebestuur hem een plek op de publieke begraafplaats. Mannen uit het dorp begonnen Erasmus te helpen. Hij kwam bekend staan als de ‘begrafenisondernemer van Vossenack’. Een van hen was een plaatselijke priester, pater Eschweiler. Hij werd goede vrienden met Erasmus. Samen doorzochten ze het woud. Rond augustus 1949 waren er voor bijna 800 soldaten graven geregeld. Maar Erasmus stopte niet. Zijn eigen leven riskerend (het bos zat nog vol met mijnen!), verzamelde hij 1.569 Duitse lichamen in het bos. Hij verzamelde zoveel mogelijke persoonsgegevens als mogelijk en timmerde simpele houten kruizen voor elk graf. Toen de begraafplekken van de begraafplaats van Vossenack schaars begonnen te worden, realiseerde de Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge een begraafplaats op heuvel 470, een plek waar hevig gevochten was. Erasmus werd in dienst genomen door de organisatie. Geheel in lijn zijn eigenaardigheid, leefde Erasmus de volgende 15 jaar in zijn eentje in een hutje in de buurt van de begraafplaats. Julius Erasmus verliet Vossenack in de jaren 60 en stierf, bijna compleet vergeten, in 1971.