Na de landing in Normandië rukten de geallieerde troepen met succes op naar Duitsland. In de herfst van 1944 trokken ze eindelijk de kern van nazi-Duitsland binnen. In de aanloop naar de slag om Aken maakten veel soldaten zich zorgen om mogelijke, zware gevechten. Maar aanvankelijk leek er weinig weerstand te zijn. In Roetgen, op 12 september 1944 de eerste Duitse plaats die door de Amerikaanse troepen werd bereikt, werden de Amerikanen door Duitse burgers zelfs verwelkomd met rozen en koffie.
De strijd om Aken, ongeveer 30 km verderop, had een symbolische betekenis. De Duitse oorlogspropaganda riep op tot een meedogenloze verdediging van de stad. Vanaf begin oktober maakten de Amerikaanse troepen hun opmars. Hoewel de prioriteit lag bij het oprukken naar de Rijn, moest ook Aken worden veroverd. De gevechten duurden tot 21 oktober 1944. De inname door de bevrijders verliep traag, omdat de Duitsers herhaaldelijk fel weerstand boden. De Duitse soldaten mochten zich niet overgeven en er werden in de stad grote verwoestingen aangericht. Als eerste grote stad in het Duitse Rijk kwam in Aken een einde aan de nationaalsocialistische dictatuur en begon de periode van bezetting.