De 21 Nederlandse vrouwelijke bewakers van Kamp Vught waren burgers in dienst van de SS. De meesten kwamen uit Noord-Brabant. Het waren vaak jonge vrouwen. De jongste was slechts zestien jaar oud.
Net als Suze Arts hadden deze Nederlandse vrouwen uiteenlopende redenen om aan de slag te gaan als kampbewaker. Sommigen deden het voor het geld, anderen uit liefde. Een aantal vrouwen begonnen of hadden al een relatie met een mannelijke bewaker. Weer anderen zagen het als een manier om te rebelleren tegen hun ouders. Sommigen waren ook fanatieke aanhangers van het nationaalsocialisme.
Op tweejarige leeftijd verloor Arts haar moeder. Niet lang na haar dood kwam er een stiefmoeder in haar leven met wie ze een moeizame relatie had. Arts ging als kind naar verschillende kostscholen, waaronder één in Duitsland. Daar ontmoette ze Franz Ettlinger. De twee hielden contact. Toen Ettlinger inmiddels als bewaker in Kamp Vught werkte, wees hij Arts op de vacature.
Arts woonde destijds als alleenstaande moeder in Amsterdam met haar zoon Hans, een kind uit een affaire met een getrouwde huisarts voor wie zij als verpleegster had gewerkt. Tijdens haar verblijf in Kamp Vught raakte Arts zwanger van Ettlinger, een getrouwd man die thuis vier kinderen had.
Arts werd verafschuwd door de vrouwen in Kamp Vught. Ze werd door verschillende gevangenen beschreven als sadistisch, onmenselijk, wreed en tiranniek, voornamelijk door haar betrokkenheid bij het beruchte Bunkerdrama. Het leidde tot haar ontslag en na de oorlog werd ze veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf.
Na haar vrijlating vond Arts onder een pseudoniem een baan bij het vrouwenblad Margriet als coördinator van de brieven- en puzzelrubriek. Haar twee kinderen groeiden op in pleeggezinnen.
Na de oorlog verklaarde ze: "Politiek interesseerde me niet. Ik wilde gewoon te eten hebben. Achteraf denk ik weleens dat het de vernedering tijdens mijn jeugd was die me in Vught bracht. Daar was ik met mijn uniform een hele Piet."