Het Amerikaanse 761e tankbataljon was een gesegregeerde eenheid die bestond uit Afro-Amerikaanse soldaten en zwarte en witte officiers. De leden van het bataljon streden tegen nazi-Duitsland, een vijand die bekendstond om zijn racistische overtuigingen, maar kregen zelf ook racisme en discriminatie te verduren tijdens hun militaire loopbaan.
In september 1944 werd het 761e tankbataljon uitgezonden naar Europa, waar het samen met het 3e Amerikaanse leger onder bevel stond van generaal George Patton. De eenheid vocht in oktober 1944 in Noord-Frankrijk en in december 1944 in het Ardennenoffensief. De laatste maanden van de oorlog werden doorgebracht op Duitse bodem.
Warren Crecy kwam bekend te staan als ‘Iron Man’ en ‘the baddest man in the 761st’. Deze bijnamen kreeg hij als erkenning voor zijn onverschrokkenheid in de strijd en voor het feit dat hij meer vijandelijke slachtoffers maakte dan wie dan ook in het bataljon. Na het einde van de oorlog bleef Crecy in Duitsland en kreeg hij verschillende functies toegewezen, waaronder die van gevangenisbewaarder tijdens de Processen van Neurenberg. In 1952 diende hij drie maanden in de Koreaanse Oorlog totdat hij zwaargewond raakte. Het betekende het einde van Crecy's militaire loopbaan en hij zou nooit volledig herstellen van zijn verwondingen. Hij mocht op medische gronden met pensioen als majoor en ontving een Army Commendation Medal, samen met een vermelding van verdienstelijke bijdragen. Ook werd hij beloond met de Bronze Star en het Purple Heart met drie Oak Leaf Clusters. Crecy overleed in 1976 op 53-jarige leeftijd en werd begraven met volledige militaire eer. In zijn geboorteplaats werd er een straat naar hem vernoemd bij de vliegbasis van de marine.