Valery Faminsky werd op 15 mei 1914 geboren in Moskou. Voor de oorlog werkte hij in een chemiefabriek voor de luchtvaart, eerst als assistent en later als directeur van het fotolab. Hij nam ook deel aan enkele bergexpedities in de Sovjet-Unie en werkte als fotoreporter voor verschillende Sovjetinstellingen, tot de Duitse invasie in de zomer van 1941. Vanwege zijn slechte gezichtsvermogen werd hij in 1941 ingelijfd bij de logistieke ondersteuning van de NKVD-troepen. In 1943 lukte het hem echter zichzelf te demobiliseren en werd hij fotocorrespondent voor het Militair Medisch Museum van het Rode Leger.
Tussen 1943 en 1945 vergezelde hij de oprukkende Sovjettroepen aan zeven fronten, en in 1945 marcheerde hij met het 1e Wit-Russische Front naar Berlijn. Hier maakte Faminsky een reeks foto's voor het museum en voor zijn privécollectie. In tegenstelling tot de officiële propagandabeelden van de Sovjet-Unie toonden zijn foto's vaak gewonde of zelfs dode Sovjetsoldaten, alledaagse taferelen van het Rode Leger en Duitse burgers in Berlijn en zijn voorsteden. Nadat hij voldoende fotomateriaal had verzameld, keerde hij terug van de frontlinie en ging hij naar een eerstehulppost of ziekenhuis in de buurt. Daar ontwikkelde hij zijn fotorolletjes om ze vervolgens naar Moskou te sturen. Ook maakte hij 50 panorama's van oorlogsfoto's voor het museum. Na de oorlog werkte Faminsky als fotograaf in de Moskouse afdeling van het kunstfonds van de Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek.
Zijn werk werd meerdere keren tentoongesteld. Hiernaast werkte hij ook nog als retoucheur. Valery Faminsky overleed op 8 september 1993 in Moskou. Zijn persoonlijke fotoarchief werd in 2016 tijdens een privéveiling ontdekt door de Russische fotograaf Arthur Bondar. Bondar onthulde het archief later via verschillende platforms en media, waaronder The New York Times. Faminky's foto's werden vervolgens wijdverspreid en kregen dezelfde erkenning als die van Jevgeni Chaldej en Robert Capa.