De laatste Duitse aanval Na D-Day rukten de geallieerde soldaten verder op in de richting van de Belgische Ardennen. Daar kwamen ze in december 1944 plotseling tegenover drie Duitse legers te staan. Dat betekende het begin van het Ardennenoffensief (Battle of the Bulge), een laatste poging van de Duitse Wehrmacht om door de geallieerde linies heen te breken. In deze strijd, die meer dan zes weken duurde, zijn aan beide kanten veel slachtoffers gevallen. In het najaar van 1944, zes maanden na de invasie van Normandië, waren de geallieerde legers opgerukt tot aan de lijn van Luxemburg naar Antwerpen. Op dat moment besloot Hitler tot een laatste tegenoffensief in de Ardennen. Maar hij wilde wachten tot het bewolkt en mistig was, want dan konden de geallieerden hun superieure luchtmacht niet inzetten. Op 16 december was het zover: het 5e Pantserleger, het 6e SS-pantserleger en het 7e Leger trokken de Ardennen binnen. Met deze onverwachte aanval, die de codenaam Wacht am Rhein kreeg, probeerde Hitler de geallieerde legers uit elkaar te drijven. En hij wilde de Maasbruggen veroveren om daarna via Luik (Liège) door te stoten naar de haven van Antwerpen. De Amerikanen werden door deze aanval totaal verrast. Maar anders dan in 1940 leidde deze Duitse aanval niet tot een snel succes. Het weer werkte niet mee, de geallieerde luchtmacht bleek veel te sterk en de Duitsers hadden al snel een brandstoftekort. Op 23 december werd het beter weer, dus zetten de geallieerden vanuit de lucht de tegenaanval in. Half januari 1945 hadden de Duitsers geen brandstof meer en moesten ze hun voertuigen achterlaten. Hitler’s missie werd onhaalbaar. Op 25 januari was de strijd voorbij. Het Ardennenoffensief was de duurste militaire operatie die het Amerikaanse leger ooit heeft uitgevochten. 10.733 Amerikaanse soldaten sneuvelden en 38.600 raakten gewond. Ook verloren zo’n 2.500 burgers in België en 500 in Groot-Hertogdom Luxemburg bij deze strijd het leven.