Nadat de geallieerden in Normandië de Duitse troepen hadden verslagen, rukten ze dwars door Frankrijk op om de terugtrekkende Duitsers in te halen. De bevrijding van Parijs had op dat moment geen prioriteit, ook al vanwege het risico dat de stad daar schade van zou ondervinden.
Op 19 augustus 1944 veroorzaakte het Franse verzet in Parijs echter een opstand tegen de Duitsers. De Duitse bevelhebber in Parijs, luitenant-generaal Choltitz, had bevel gekregen om de opstand te onderdrukken en de stad te vernietigen, vergelijkbaar als in Warschau. Om deze ramp te voorkomen, eiste Charles de Gaulle dat de geallieerden zouden ingrijpen. Daarop werd de 2e Franse Pantserdivisie van majoor-generaal Leclerc naar Parijs gestuurd, ondersteund door de 4e Infanterie Divisie van majoor-generaal Barton.
De eerste bevrijders drongen op 24 augustus door tot in het centrum van Parijs. Op 25 augustus kregen de Franse en Amerikaanse soldaten een warm ontvangst vande Parijzenaren. Choltitz en zijn staf werden in Hotel Meurice gevangen genomen. De capitulatie werd getekend in het politiebureau op het Île de la Cité.
Daarna bracht men Choltitz naar Station Montparnasse. Van hieruit beval hij alle Duitse troepen zich over te geven. De volgende dag leidde Charles de Gaulle een symbolische triomftocht op de Champs-Élysées, ten overstaan van ontelbare toeschouwers. Frankrijk had haar nationale eenheid en soevereiniteit herwonnen.