De moeizame weg naar Rome Tegen het einde van december 1943 stokte de opmars van de geallieerden in Italië. De Duitse Gustav-linie bleek te taai. Het gebied rond het stadje Cassino met zwaar versterkte bergpieken en moeilijk te doorkruisen riviertjes was de sleutelpositie in de Duitse verdediging. De geallieerden probeerden tot vier keer toe om het bolwerk van Monte Cassino te veroveren. De eerste slag vond plaats tussen 17 januari en 11 februari 1944. De aanval werd afgeslagen en de geallieerden leden zware verliezen. Om de druk op het front bij Anzio te ontlasten, werd tussen 16 en 18 februari een tweede aanval uitgevoerd. Op 15 februari, een dag voor de tweede aanval, werd de beroemde historische abdij van Monte Cassino verwoest door Amerikaanse bommenwerpers. Het geallieerde opperbevel was ervan overtuigd geraakt dat er in de abdij een Duitse observatiepost was gevestigd. Dat bleek echter niet zo te zijn. Ironisch genoeg bezetten Duitse troepen de ruïnes pas na de luchtaanval. Ook de derde slag om Monte Cassino, die werd uitgevochten tussen 15 en 23 maart, was geen succes. Het vierde en beslissende gevecht begon op 11 mei. Dit keer lukte het de geallieerden om een doorbraak te forceren. De Duitse troepen moesten zich terugtrekken. De Gustav-linie viel op 25 mei 1944. Na vijf maanden patstelling lag de weg naar Rome open. De kosten waren hoog. Geschat wordt dat de geallieerden (Australië, Canada, De vrije Franse troepen met ook Marokkanen, het Koninkrijk Italië, India, Nieuw-Zeeland, Polen, Zuid-Afrika, het Verenigd Koninkrijk en de V.S.) ongeveer 55.000 slachtoffers te betreuren hadden. De Duitsers en hun bondgenoot de Italiaanse Sociale Republiek verloren ongeveer 20.000 man.